Mensen lopen elkaar
zo gemakkelijk voorbij.
Ze groeten in de vlucht
en staan niet stil bij wat omgaat
in andermans en eigen hart.
Totdat het leven zich
in lief of leed intens laat voelen
en er wordt gezocht
naar een hand die vasthoudt,
een oor dat luistert,
een hart vol begrip.
Wat mensen beroert en bezighoudt
-hun oogopslag, kramp en lach
passeert vaak ongezien.
Totdat een mens aan het einde toe
nauwelijks nog tot iets in staat is
en ieder gebaar een laatste groet,
elk gestamel het laatste woord
laatste wil betekenen kan:
die trek om de mond,
die zucht uit de diepte,
die zwakke handdruk, oogopslag.
Toen Jezus van Nazareth
afscheid nam van de wereld,
heeft hij als nooit tevoren
intens met zijn vrienden gesproken;
hen laten horen en zien
uit wie hij leefde, wat hem heilig is.
Hij heeft het brood met hen gebroken,
het leven gedeeld;
hen zijn beker overgedragen.
Het is mens en wereld
tot op de dag van heden bijgebleven.