St. Vincentius a Paulo / Vincent de Paul
Geboren 24 april 1581, Pouy, bij Dax, - overleden 27 september 1660, Parijs.
Franse Heilige, belijder en ordestichter, organisator van charitatieve werken.
Feestdag 27 september.
Patroon van: Gezamenlijke geestelijken van de kerk, gevangenen, Lazaristen, liefdadigheidsinstellingen, verwaarloosde jongeren, zieken- en verpleeghuizen, geesteszieken, wezen en weeshuizen.
Aangeroepen bij: Geestelijke ondersteuning en verloren voorwerpen.
Beeld: St. Vincentius is uitgebeeld staande in een bruine soutane met mouwloze zwarte mantel, een kalot (priestersmuts) op het hoofd en een korte baard en snor. Het hoofd licht gebogen, een peuter op de rechterarm en een kind staande voor zijn voeten.
We kunnen spreken van een waarheidsgetrouw portret, zie laatste alinea.
Atelier Cuypers/Stolzenberg, Roermond ca 1860, 161cm. hoog.
Van geitenhoeder tot priester
Geboren als derde kind in een arm boerengezin in Pouy (sinds 1828 herdoopt in Saint Vincent de Paul), 35 km ten noordoosten van Bayonne, Frankrijk. Hij moest al vroeg aan het werk als geitenhoeder in de bergen. Daar werd hij vaak biddend aangetroffen in een klein Mariakapelletje. De pastoor was dit ter ore gekomen en zorgde ervoor dat Vincent op 14-jarige leeftijd werd opgenomen in het franciscanenconvent in Dax, waar hij werd opgeleid tot priester. Hij ging theologie studeren aan de universiteit van Toulouse. In 1600 werd hij priester gewijd.
Slaaf en vluchteling
In 1605 wilde hij per schip terug naar zijn familie maar werd onderweg overvallen door piraten. Zij brachten de opvarenden naar Tunis waar ze als slaven verkocht werden.
Uiteindelijk wist Vincent te ontsnappen (doordat hij zijn "eigenaar" tot het christendom wist te bekeren) en bereikte in juni 1607 per roeiboot de franse zuidkust. Van daaruit trok hij naar Rome om verder te studeren.
Zorg voor de armen
In 1612 werd hij als pastoor aangesteld in Clichy, een voorstad van Parijs en het volgende jaar werd hij huiskapelaan van de ex-echtgenote van koning Henry IV, Margaretha de Valois, en even later ook van de invloedrijke adellijke familie Gondi. Hij reisde met hen door Frankrijk als zij hun diverse landgoederen bezochten en leerde zo de armoede van het platteland en de landarbeiders kennen. Hij zamelde bij verschillende parochies geld en goederen in voor armen en stichtte daartoe in 1617 de vrouwenvereniging voor zorg voor armen en zieken.
Vanaf 1619 begon Vincent van parochie naar parochie te trekken, waar hij gedurende drie dagen verbleef en predikte opdat de gelovigen hun geloofszaken op orde konden brengen, de volksmissies. Hij verbeterde ook de opleiding en organisatie voor priesters. Een en ander leidde tot zijn stichting van de Missie Congregatie van Lazaristen in 1625 met als doel ziekenverpleging en prediking van het Evangelie in verre landen. Ook stichtte hij in 1633 de congregatie van Filles de la Charité (Dochters van Liefde), de grootste nonnencongregatie van de katholieke kerk.
(Deze gemeenschap was een voorbeeld voor de inmiddels heilig verklaarde Moeder Theresa in de 20ste eeuw toen zij haar congregatie stichtte.)
De Vincentiusverenigingen zijn op hen geïnspireerd.
In 1643 stond hij koning Louis XIII bij aan zijn sterfbed, die zijn Eerste Minister Kardinaal Richelieu na diens overlijden een jaar daarvoor had vervangen door Kardinaal Mazarin. Vincent was in 1643 toegetreden tot de Raad die bisschoppen benoemde, maar werd hier door Mazarin uiteindelijk in 1652 uit gezet omdat hij de manier waarop de kardinaal zijn invloed uitoefende niet goedkeurde.
Legendarisch liefdadig
Al tijdens zijn leven waren zijn erbarmen en betrokkenheid bij het lot van wezen, zieke kinderen, gevallen vrouwen, armen, blinden en geesteszieken legendarisch. Hij organiseerde overal liefdadigheidswerk, stichtte weeshuizen en zette in Parijs grote gaarkeukens op.
Vincent de Paul werd begraven op het kerkhof van de Lazaristen in Parijs in 1660.
Na zijn heiligverklaring in 1737 werd zijn lichaam opgegraven en opgebaard in een glazen kist in de kerk zelf, Maison-Mère des Lazaristes. Het is opzienbarend dat zijn lichaam totaal gaaf is gebleven.
Zijn hart wordt bewaard in een kapel aan de Rue du Bac in Parijs.