Op 3 mei aanstaande gaat pastoraal werker Harry Bloo met pensioen na bijna 40 jaar gewerkt te hebben in het pastoraat. Zijn vertrek kunnen we in deze corona-tijd niet de aandacht geven die het verdient. We hadden een groots moment gepland om ook parochianen de gelegenheid te geven om hem de hand te drukken.
Dat moeten we helaas uitstellen tot een later tijdstip waarop we weer mogen samenkomen. Om toch deze dag niet helemaal te laten voorbijgaan, hebben we een gesprek met Harry gehad over zijn pastorale ervaringen in de afgelopen jaren.
Harry is op 1 september 1980 begonnen als pastoraal werker in Houten. Hij trof een parochie aan waarin men net bezig was de omslag te maken van een parochie bestuurd door pastoor en kerkbestuur naar een parochie waarin de parochianen medeverantwoordelijkheid kregen voor het pastorale beleid in zijn volle breedte. De “vrijwilligerskerk” met zijn vele werkgroepen en vergaderingen kreeg toen ook in Houten gestalte. Harry kijkt met veel plezier terug op die tijd omdat er geweldig veel positieve energie vrijkwam zowel bij pastores als bij parochianen om “samen” te bouwen aan de kerk van de toekomst. “Kerk-wij-samen” was een gevleugeld begrip in die dagen. De verticale structuur in de kerk waarin van bovenaf alles werd bepaald en geregeld werd ingeruild voor een meer horizontale overlegstructuur waarin pastores en parochianen met oog voor elkaars eigenheid samen op weg gingen. Er lag weinig vast, alles mocht “samen” ontdekt worden en er was ruimte voor het experiment. “Een geweldige tijd die bepalend is geweest voor de rest van mijn pastorale loopbaan”, zegt Harry. “Ik ben sinds die tijd altijd allergisch gebleven voor alles wat van bovenaf wordt geregeld en opgelegd”. Als hij terugkijkt op de jaren in Houten komt ook het jongerenpastoraat ter sprake. Samen met leeftijdgenoten (onder wie zijn echtgenote Wilma) werden “12-plus” avonden en 15 jarigenweekenden opgezet waaruit vervolgens een jongerenvereniging ontstond (OKE) die tot op de dag van vandaag nog steeds bestaat. Daar zijn enkele vriendschappen voor het leven uit voortgekomen. En ook daar was het motto: alleen samen kun je er iets van maken.
Dat “samen” gold toen ook voor de samenwerking tussen pastores onderling. Het was de tijd dat veel priesters en pastoraal werk(st)ers zich verenigden in de Vereniging van Pastoraal Werkenden. Een van de doelstellingen was om in de kerk het ambt “open te breken” zodat vrouwen en gehuwde mannen ook tot priester gewijd zouden kunnen worden. Toen hij in 1980 pastoraal werker werd in Houten verkeerde hij in de stellige verwachting dat het gehuwd priesterschap een kwestie was van hooguit 10 jaar. Voor Harry is het nog steeds de grootste teleurstelling in zijn pastorale loopbaan dat dat niet is gebeurd.
Maar die teleurstelling heeft uiteindelijk nooit de vreugde kunnen overschaduwen die hij al die jaren in het parochiepastoraat heeft ervaren. “In Houten ben ik aan de hand van mijn priester-collega Henk Revenberg tot een “brede” parochiepastor gevormd. We kenden geen profielen maar waren op alle gebieden van het pastoraat werkzaam. Huisbezoek, wekelijks ziekenhuisbezoek, catecheselessen op school, ziekencommunie rondbrengen op vrijdag, aanwezig zijn bij dorpsactiviteiten, uitvaarten, vergaderingen (vooral veel vergaderingen pffff), 5 vieringen per weekend etc etc. We probeerden midden tussen de mensen te staan en dat werd over het algemeen ook zo ervaren”.
Al die ervaringen in Houten hebben hem gevormd tot de (wat meer volwassen) parochiepastor die hij geweest is van 1987 – 1991 in Oldenzaal en van 1991-1999 in Montfoort. In Montfoort heeft Harry, naar eigen zeggen, het hoogtepunt in zijn pastorale loopbaan beleefd. Na het vertrek van zijn priester-collega werd er geen nieuwe priester benoemd en was Harry de enige aanspreekbare pastor. Hij was en voelde zich toen een “echte dorpspastoor” die alles en iedereen met elkaar verbond. “Je kende de parochianen en zij kenden jou”. Het was een heel gelukkige periode”.
Hij wil overigens gezegd hebben dat zijn vrouw Wilma hem hierbij ook geen strobreed in de weg heeft gelegd. Integendeel zelfs. Dat strookt ook met een gezamenlijke afspraak die ze maakten toen ze tot hun verdriet moesten accepteren dat zij kinderloos zouden blijven. De afspraak werd gemaakt elkaar alle ruimte te geven om een mooie, zinvolle loopbaan te ontwikkelen. Dat was ook de reden waarom de periode in Oldenzaal maar zo kort was. Wilma kreeg nl. de kans om een prachtige baan bij de KPN in den Haag te krijgen. Harry is toen “meeverhuisd” naar Montfoort.
Na de periode in Montfoort, zijn zij in 1999 verhuisd naar Holten. Harry heeft toen bijna 10 jaar gewerkt als ziekenhuispastor in de Gelreziekenhuizen te Apeldoorn. Pastorale nabijheid kreeg daar op een heel vanzelfsprekende manier gestalte.” Je stapte rond 9.30 u. een bepaalde afdeling op en de gesprekken (met patiënten en verpleegkundigen) dienden zich vanzelf aan. Ik mocht prachtige gesprekken voeren met mensen van verschillende komaf en werkte in de Dienst Geestelijk Verzorging heel prettig samen met de dominee en de humanistisch raadsvrouw. We inspireerden elkaar en gaven zo gezamenlijk gezicht aan geloof, levensbeschouwing en ethiek in het ziekenhuis. Dat heb ik heel verrijkend gevonden”. Toch begon hij na een aantal jaren het parochiepastoraat en m.n. de diversiteit in het parochiepastoraat te missen.
In 2009 keerde hij weer terug in de parochie en ging hij aan het werk in de parochie H. Kruis en de laatste 2 jaar ook in de H. Lebuinusparochie. Vergeleken met zijn laatste periode in Montfoort was het parochiepastoraat door schaalvergroting wezenlijk veranderd. Je was niet langer meer pastor van één geloofsgemeenschap, maar werd samen met collega-pastores verantwoordelijk voor het geheel van de geloofsgemeenschappen. Aan die samenwerking met de teamleden van het H. Kruis en later de H. Lebuinus bewaart Harry hele goede herinneringen. “Wat ik mooi vond en vind in ons team is dat de samenstelling zo divers is waarbij ik vooral de waarde van de aanwezigheid van pastoraal werksters in ons team wil benadrukken. Als ik zie hoe zij kleur en warmte geven aan het pastoraat en het collegiale contact vind ik het des te meer een gemiste kans van onze kerkleiding om vrouwen niet toe te laten tot het ambt”.
Nadeel van die schaalvergroting vond en vindt hij wel dat de directe pastorale nabijheid met mensen een andere, meer afstandelijke kleur kreeg. “Dan ben je hier, dan ben je daar. Dat is echt heel anders dan wonen en werken op een en dezelfde plaats”. Maar hoe het ook zij, hij kijkt dankbaar terug op alle contacten die er geweest zijn en het vertrouwen dat hem gegeven is. En als het gaat om vertrouwen: het meest wonderlijke en rijke aan het pastoraat vond en vindt hij het contact met mensen rond ziekte en dood. “Dat mensen in verdrietige situaties het meest intieme met je durven te delen en aan je toevertrouwen, vind ik het mooiste wat mij in pastoraat is overkomen”.
Harry maakt zich best zorgen over de toekomst van de parochie. De H. Lebuinusparochie heeft al een periode van kerksluitingen achter de rug. En in de H. Kruisparochie zal dat ook wel gaan/moeten gebeuren. Door teruglopend kerkbezoek, dalende inkomsten, vermindering van het aantal pastores gaat het niet lukken om alles te houden zoals het nu is en alle kerkgebouwen open te houden. Het pastorale team probeert daar samen met de besturen van de H. Lebuinusparochie en de H.Kruisparochie op te anticiperen door toe te werken naar in ieder geval één parochiekerk per parochie. “Wat in de afzonderlijke geloofsgemeenschappen niet of nauwelijks meer van de grond kan komen, kan door goede samenwerking hopelijk wel gestalte krijgen in die ene parochiekerk”, zegt Harry. Hij hoopt dat iedere parochiaan in en rond die parochiekerk kan vinden wat hij/zij nodig heeft op de geloofsweg en dat de parochiekerk een plek kan zijn waar geloof op een kwalitatief hoog niveau samen kan worden gevierd en beleefd.
“Ik heb steeds geprobeerd als pastor bij de mensen te staan, in lief en leed. Dat heeft ook mijn persoonlijk geloof verdiept in al die jaren. De aanwezigheid van God heb ik steeds meer mogen ervaren en kreeg reëel gestalte in en door mensen. In de manier waarop mensen elkaar kunnen troosten, in de veerkracht van mensen, in het daadwerkelijk klaar staan voor elkaar, in de liefde die mensen elkaar geven. In die liefde zie ik Gods liefde elke dag onze wereld binnenkomen. En dat maakt me, ondanks deze zorgelijke “coronatijden” , toch hoopvol. Want de liefde overwint alles, is zelfs door de dood niet te kisten zoals God in de verrijzenis van Jezus heeft laten zien. Uiteindelijk komt het allemaal goed. Dat geloof wens ik iedereen toe. De liefde overwint alles en altijd”.
De titel van dit gesprek komt van een lied van Daniël Lohues. Volgens Harry een prachtig lied qua tekst én muziek.
Verslag van het gesprek tussen Harry en Evelien